Deel 100: ’Ik lijk weer op de vrouw voor wie hij al die jaren geleden viel’.

08-01-2024 18:00

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Column.

 
 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met haar geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.
 
 
 
 
„Je gaat er langzaam maar zeker weer uitzien als de oude jij,” schijft lotgenoot B.
Foto:  EIGEN BEELD.
 
 
 
 
 
 
 
 
Vanuit de kappersstoel kijk ik naar mijn spiegelbeeld. Mijn laatste chemo is bijna een jaar geleden. En hier zit ik dan: klaar om mijn ‘nieuwe haar’ voor het eerst te laten knippen en verven. Een kappersbezoekje is een doodnormale bezigheid – maar voor mij is dit een big deal.
 
 
Ik ben opgetogen en post een foto op Instagram.
 

„Je gaat er langzaam maar zeker weer uitzien als de oude jij,” schijft lotgenoot B.

 

Het is waar.
 

Ik stuur een blije emoticon.

 

„Ik mis mijn kale kop vaak. Heb jij dat ook?” vraagt B. dan.
 

Ik staar naar de zin. Eh, nee, natúúrlijk niet, wil ik terugsturen.

 

Maar in plaats daarvan vraag ik: „Waarom dan?”
 
 
 

 

Aandachtzoeker:

 

B. verlangt terug naar de periode dat ze kaal was omdat ze toen niks uit hoefde te leggen. Iedereen snapte waar ze doorheen ging. Ze hielden rekening met haar. Ze kreeg bloemen, cadeautjes, mensen vroegen hoe het met haar ging – elke dag. Twee jaar na haar behandeling stelt niemand die vraag nog.
 
 

Logisch, voor haar omgeving lijkt het lang geleden. Maar B. heeft nog elke dag last van de naweeën van alle behandelingen, ze is nog steeds bang. Er volgen, net als bij mij, nog talloze spannende scans.

 

Maar als ze over kanker begint, zelfs bij haar nearest en dearest, voelt ze weerstand. Van: heb je het daar nou nog steeds over?
 

„Alsof ik één of andere aandachtzoeker ben. Ik ben gestopt met praten over mijn ziekte. Mensen begrijpen het niet. Alleen lotgenoten snappen me. En dat voelt eenzaam…” schrijft B.

 

 

Spiegel:


Ik herken het mechanisme. Ik denk aan mijn zwangerschap. De eerste maanden voelde ik me hondsberoerd – kotsmisselijk, doodmoe. Duncan gedroeg zich als een slavendrijver. In his defence: we zaten midden in een verbouwing, er was werk aan de winkel. Maar een beetje meer empathie had hem niet misstaan.
 
 
Het kwartje viel pas toen mijn zwangerschap zichtbaar was. Ineens hield hij deuren voor me open, hij stónd erop mijn tas te dragen. Dat was krom, want tijdens die laatste maanden voelde ik me relatief fit.
 

Bij kanker heb ik natuurlijk ook ondervonden dat de manier waarop je behandeld wordt verandert wanneer je er doodziek uitziet - wanneer je bleek, mager en kaal bent. Ik denk aan alle mensen die iets ernstigs onder de leden hebben wat onzichtbaar is.

 

En ja, misschien heeft B. gelijk. Het heeft voordelen om eruit te zien zoals je je voelt. Toch ben ik maar wat blij dat ik niet meer schrik als ik mezelf tegenkom in de spiegel.

 

De cirkel is rond:


„Oké schat, ben je er klaar voor?” vraagt vriendin G.
 

Ik knik en lach breed. „Yesss. Helemaal.”

 

De laatste keer dat G. mijn haar vasthield en die vraag stelde, staat op mijn netvlies gebrand. G. knipte mijn lokken af vóórdat ze uit gingen vallen, zodat er een pruik van gemaakt kon worden.

De emoties liepen hoog op die avond. Ineens was mijn transformatie tot kankerpatiënt voltooid. En dat was confronterend. G. scheerde huilend mijn hoofd, terwijl ook bij mij de tranen over mijn wangen liepen.

 

Duncan stond erbij en keek ernaar. Hulpeloos en ongemakkelijk.
 
 
 
„Ik kan niet wachten om Duncan mijn nieuwe look te laten zien.”
„Ik kan niet wachten om Duncan mijn nieuwe look te laten zien.”
 
 
 
 
 
 
Een paar uur later kijk ik tevreden in de spiegel. Ik ben weer blond – eindelijk.
 

De cirkel is rond. De transformatie de ándere kant op – de goede kant – is nu compleet.

 

Ik kan niet wachten om Duncan mijn nieuwe look te laten zien. Ik lijk weer op de vrouw voor wie hij al die jaren geleden viel.
 
 
„Kijk schat!” roep ik enthousiast bij thuiskomst.
 

Hij neemt me peilend op, in zijn ogen niet de blik waarop ik hoopte.

 

„Ik heb er nu geen gel in hè, daar moet je even doorheen kijken,” zeg ik.
 

Hij houdt zijn hoofd een beetje schuin.

 

„Hmmm. Je doet me aan iemand denken…”
 

„Claire Underwood misschien? Of Charlize Theron?” help ik.

 

„Eh nee. Ik weet het al: Geert Wilders.”