Behandeling.

26-01-2014 16:18
 

 Als het stadium van uw ziekte bekend is, bepaalt de arts welke behandeling mogelijk is. Behalve het stadium spelen natuurlijk ook nog andere, persoonlijke factoren mee. Uw lichamelijke conditie bijvoorbeeld. En welke behandelingen u zelf wilt ondergaan. Uw arts zal dan ook altijd met u overleggen over de mogelijkheden en de verschillende behandelingen.


Behandelingsmogelijkheden:


Een operatie in combinatie met chemotherapie is de meest voorkomende behandeling bij maagkanker. Andere behandelingsmogelijkheden zijn chemotherapie zonder operatie, bestraling en het plaatsen van een stent.


 


Operatie:

Een operatie bij maagkanker kan zowel curatief als palliatief zijn.



Curatief


Een curatieve operatie is gericht op genezing. De chirurg verwijdert de hele tumor met het omliggende weefsel.


Palliatief



Bij een palliatieve operatie is het niet mogelijk om al het kwaadaardige weefsel te verwijderen. Deze operatie is dan ook met name bedoeld om klachten te verminderen.

Op het moment dat de operatie zal plaatsvinden, is het soms niet bekend of deze palliatief of curatief zal zijn. De arts stelt dan tijdens de operatie vast of de tumor helemaal te verwijderen is en of er uitzaaiingen zijn. Op dat moment kan de arts besluiten dat een operatie palliatief zal zijn, en zal de ingreep vaak minder ingrijpend zijn.

Tijdens de operatie verwijdert de arts de tumor samen met een deel van het omringende weefsel. Bij een curatieve behandeling worden ook een aantal lymfeklieren weggenomen.


Operatietechnieken



Er bestaan verschillende operatietechnieken. Afhankelijk van de plaats en grootte van de tumor zijn de volgende operaties mogelijk:  

Oesophagus cardiaresectie

Oesophagus cardiaresectie, hierbij wordt het bovenste deel van de maag of maagingang (cardia) verwijdert in combinatie met (een deel van) de slokdarm (oesophagus). Vervolgens maakt de chirurg een soort buis van het onderste deel van de maag (buismaag). Deze bevestigt hij aan het bovenste deel van de slokdarm. Op die manier wordt de verbinding tussen het bovenste deel van de slokdarm en het onderste deel van de maag weer herstelt.

Oesophagus cardiaresectie bij maagkanker

Distale maagresectie

Hierbij wordt het onderste deel van de maag of maaguitgang (het distale deel) verwijderd. Daarnaast wordt ook het eerste deel van de twaalfvingerige darm, een aantal lymfeklieren en het vetschort verwijderd. De twaalfvingerige darm is het eerste deel van de dunne darm dat direct na de maag begint. De chirurg maakt een nieuwe verbinding tussen het overgebleven deel van de maag en de dunne darm.

Distale maagresectie bij maagkanker

Totale maagresectie

Hierbij wordt de hele maag verwijderd. Vervolgens maakt de chirurg een nieuwe verbinding tussen de slokdarm en het verderop gelegen stuk dunne darm.
U kunt leven zonder maag of met slechts een deel van uw maag. Er zijn echter wel aanpassingen nodig in de manier van eten en uw eetpatroon, na de operatie. Deze aanpassingen zijn afhankelijk van de soort operatie die is uitgevoerd.
Totale maagresectie bij maagkanker



Na de operatie:


Na de operatie ligt u maximaal een dag of een nacht op de intensive care. Daarna gaat u naar de verpleegafdeling om verder te herstellen. De eerste tijd krijgt u sondevoeding via een opening in uw buikwand. Dit wordt een voedingsstoma of jejunostomie genoemd. Zo kunnen de inwendige wonden goed genezen. Als sondevoeding niet mogelijk is, krijgt u voeding via een infuus. Dit is een speciaal infuus, waarbij de voeding direct in uw bloedbaan wordt toegediend. Na verloop van tijd mag u zelf vloeibare voeding gaan gebruiken. Daarna gaat u voorzichtig over op de vaste voeding. De diëtist en specialist zullen u hierin begeleiden. Een lichaam kan zich goed aanpassen na de operatie. Maar toch kunnen er zich specifieke problemen voordoen na het verwijderen van (een deel) van uw maag. 

Wanneer uw maag door de operatie kleiner is geworden, is de opslagcapaciteit verminderd. Hierdoor kunnen klachten ontstaan, met name na het eten. Dit wordt het ‘syndroom van de kleine maag’ genoemd.
 

 

Klachten die kunnen ontstaan zijn:

  • Een vol, opgeblazen gevoel na het eten.
  • Misselijkheid.

Deze klachten kunnen al optreden na een kleine maaltijd. Veel mensen die last hebben van deze klachten, zijn geneigd om minder te gaan eten en minder vet te gaan gebruiken. Dit is begrijpelijk, maar vaak niet verstandig. Want het is belangrijk dat uw gewicht zo stabiel mogelijk blijft en dat u niet afvalt. Bovendien heeft u vet nodig als belangrijke energiebron.



Voedingtips:


Dumpingsyndroom

Het dumpingsyndroom is vrijwel altijd het gevolg van een operatie, waarbij (een deel van) de maag is verwijderd. Soms ontstaan de klachten als gevolg van een beschadiging van een zenuw die de maag aanstuurt: de nervus vagus. We kunnen twee soorten dumpingklachten onderscheiden: vroege dumpingklachten en late dumpingklachten.

Vroege dumpingklachten


Deze klachten ontstaan ongeveer een half uur na de maaltijd. Voedsel komt dan in grote brokken tegelijk in de dunne darm. Normaal gesproken wordt voedsel in de maag goed fijngemalen en gekneed. Vervolgens wordt het in kleine porties tegelijk, doorgegeven aan de dunne darm. Deze sterk geconcentreerde voeding trekt in de dunne darm veel vocht aan. Dit vocht wordt onttrokken aan de omliggende bloedvaten. Soms wordt wel drie tot vier liter aan het bloedvatstelsel onttrokken.


 

Hierdoor krijgt u last van:

  • een vol gevoel
  • buikpijn en darmkrampen
  • diarree
  • bloeddrukdaling, met als gevolg: hartklopping, duizeligheid, zwaktegevoel en sufheid

 

Late dumpingklachten

Deze klachten ontstaan anderhalf tot twee uur na de maaltijd. Normaal gesproken blijft ons voedsel ongeveer twee tot drie uur in de maag. Late dumpingklachten ontstaan omdat de dunne darm nog niet ‘klaar’ is voor de voedselbrij. De voedselbrokken zijn te groot en komen veel sneller in de darm dan normaal. De benodigde spijsverteringssappen (galvloeistof en sappen van de alvleesklier) zijn dan nog niet voldoende in de dunne darm aangekomen.

 

De volgende klachten kunnen ontstaan:

  • zweten (‘koud zweet’)
  • onrustig gevoel en trillen
  • duizeligheid
  • geeuwhonger (door iets kleins te eten, als deze klachten ontstaan, stijgt de bloedsuikerspiegel weer iets, waardoor de klachten verminderen
  • hartkloppingen
  • soms flauwvallen

 

Diarree


Diarree ontstaat ten gevolge van het dumpingsyndroom. Wanneer er een deel van de maag is verwijderd, passeert het voedsel de maag en de dunne darm sneller. Soms heeft voedsel dan niet goed de kans om zich te vermengen met galvloeistof en alvleeskliersappen. Hierdoor wordt het voedsel slecht verteerd. Door de slechtere vertering kan diarree ontstaan.


Gallige reflux


Gallige reflux is het terugstromen van de dunne darminhoud naar de maag. De voedselbrij is dan al vermengd met galvloeistof en alvleeskliersap. De inwerking van deze spijsverteringssappen op de maagwand kan klachten veroorzaken. Bij maagoperaties wordt de werking van de sluitspier bij de maaguitgang beïnvloed. Of de onderkant van de maag, inclusief het sluitspiertje, wordt helemaal verwijderd tijdens de operatie. Wanneer deze sluitspier verwijderd is of niet goed werkt, kan dunne darminhoud gemakkelijk de maag instromen. Klachten Gallige reflux geeft meestal klachten als een pijn en een branderig gevoel in de maagstreek. Deze klachten ontstaan met name na het eten. Ook misselijkheid en (gal)braken komen voor. Het braaksel is dan groenig gekleurd. Door de inwerking van galvloeistof en alvleeskliersap kan de slijmvlieslaag aan de binnenkant van de maag ontstoken raken. Dit noemen we een maagslijmvliesontsteking, ofwel gastritis. Behandeling Een behandeling met een maagbeschermend medicijn kan de klachten verminderen. Dit heeft geen invloed op de gallige reflux, maar het kan voorkomen dat het maagslijmvlies (verder) beschadigd raakt. Maagbeschermende medicijnen vormen een soort beschermlaag op het slijmvlies in de maag. Bestaande wondjes krijgen zo de kans om te genezen en nieuwe wondjes kunnen voorkomen worden. Daarnaast kan behandeling met het medicijn ursodeoxycholzuur de klachten van gallige reflux soms verminderen.  


Vitamine B12-tekort


Vitamine B12 wordt in het laatste deel van de dunne darm opgenomen. Vitamine B12 wordt vooral opgenomen door het lichaam, als het gekoppeld is aan het stofje ‘intrinsic factor’. Intrinsic factor is een bestanddeel van het maagsap, dat geproduceerd wordt door het maagslijmvlies. Als het maagslijmvlies blijvend ernstig beschadigd is of een deel van de maag is verwijderd, kan het maagslijmvlies (vrijwel) geen maagsap meer produceren. Er wordt dan dus ook geen intrinsic factor meer aangemaakt. Op den duur ontstaat er een vitamine B12-tekort omdat het lichaam geen vitamine B12 meer op kan nemen. Doordat het lichaam beschikt over grote reservehoeveelheden vitamine B12 duurt het een aantal jaren voordat een vitamine B12 tekort ontstaat.  

De eerste klachten die kunnen optreden zijn:

  • bleek zien
  • een slap en moe gevoel
  • licht in het hoofd
  • een gebrek aan eetlust

Sommige mensen krijgen last van:

  • een pijnlijke, branderige tong
  • gewichtsverlies
  • diarree

Op den duur heeft een vitamine B12-tekort neurologische gevolgen omdat het zenuwstelsel wordt aangetast. Patiënten klagen over tintelingen en een dof gevoel in handen en voeten. Dit kan overgaan in een zwaar gevoel en moeilijkheden met lopen. Ook kunnen er coördinatieproblemen en psychische stoornissen optreden. Vraag uw arts om uw vitamine B12-gehalte te controleren.

 


Behandeling vitamine B12-tekort:


 


De behandeling van een vitamine B12-tekort is afhankelijk van de oorzaak en de ernst van de klachten:


  • Te weinig intrinsic factor.


  • Als er geen of erg weinig productie van intrinsic factor is, wordt vitamine B12 meestal via een injectie toegediend die direct in het bloed wordt opgenomen. Deze injecties moeten vaak levenslang worden gebruikt. Het slikken van extra vitamine B12-supplementen is soms ook een mogelijkheid. Hierbij gaat het dan vaak om hoge doseringen. Het is niet zeker of toediening van supplementen voldoende is. Daarom moet regelmatig het vitamine B12 gehalte in uw bloed gecontroleerd worden. Uw arts kan u het beste informeren over welke behandeling voor u geschikt is.
  • Voldoende intrinsic factor.


  • Als er wel voldoende intrinsic factor wordt aangemaakt door het maagslijmvlies, dan kan extra inname van vitamine B12-supplementen voldoende zijn. Wanneer vitamine B12 niet opgenomen kan worden, bijvoorbeeld na darmoperaties waarbij een deel van de dunne darm is verwijderd, dan moeten deze blijvend genomen worden. Soms kan men ook eerst een aantal injecties geven en daarna overgaan op voedingssupplementen met extra vitamine B12.


Chemotherapie:

Chemotherapie is een behandeling met kankerremmende medicijnen, ook wel cytostatica genoemd. Dit zijn medicijnen die de celdeling remmen. Deze medicijnen zijn daarom vooral schadelijk voor cellen die snel delen. Kwaadaardige cellen (kankercellen) delen zich meestal sneller dan gezonde cellen. Chemotherapie is daardoor een geschikte behandeling om kankercellen te ‘vernietigen’.



Neo-adjuvante therapie

   

Chemotherapie bij maagkanker wordt gegeven als neo-adjuvante therapie. Dit wil zeggen dat de chemotherapie wordt gegeven vóór de operatie. Dit om hele kleine uitzaaiingen aan te pakken en/of de tumor al vóór de operatie te verkleinen. Hierdoor wordt de kans dat men de gehele tumor kan verwijderen groter.
Uit onderzoek is gebleken dat de overleving van maagkanker, op de lange termijn, verbetert wanneer men vóór een operatie chemotherapie geeft.
Ook geeft men chemotherapie na de operatie, om de kans op (terugkerende) uitzaaiingen te verkleinen.
   

Medicijnen


Een medicijn dat bij maagkanker vaak gebruikt wordt is 5-fluorouracil (5-FU). Dit wordt meestal in combinatie met leucovorine gebruikt. Het is gebleken dat leucovorine de werking van 5-FU versterkt. 5-FU krijgt u via een infuus of door middel van injecties in de bloedbaan. Leucovorine is een medicijn in tabletvorm.

    

Doelgerichte behandeling


Een doelgerichte behandeling wordt ook wel 'targetted therapy' genoemd. Doelgerichte behandeling vindt plaats met medicijnen via een infuus. Deze behandeling kan met name worden ingezet als de tumor dicht bij de overgang van de slokdarm en de maag zit en als uitzaaiingen aanwezig zijn. Daarnaast vindt doelgerichte behandeling alleen plaats als de tumorcel in de wand een bepaald eiwit heeft. De behandeling richt zich op dit type eiwit en zorgt ervoor dat de groei van de kankercel wordt geremd. Doelgerichte behandeling wordt bijna altijd in combinatie met chemotherapie gegeven. Bijwerkingen van doelgerichte medicijnen zijn over het algemeen beperkt.


 

 

 


Radiotherapie:

Radiotherapie (oftewel bestraling) is één van de meest toegepaste behandelingen bij kanker. Bij bestraling wordt de tumor blootgesteld aan radioactieve straling waardoor de kankercellen beschadigen en afsterven.
Ook gezonde cellen kunnen door de straling beschadigd raken maar deze herstellen zich gelukkig meestal beter dan kankercellen.
Uitzaaiingen van maagkanker ontstaan meestal in de lever of in de longen. Er zijn verschillende behandelingsmogelijkheden van deze uitzaaiingen. In sommige gevallen is het mogelijk om bestraling toe te passen.
De juiste dosis straling wordt berekend op basis van de grootte en plaats van de tumor of uitzaaiing. Deze dosis wordt verdeeld over verschillende bestralingen, die meerdere keren per week plaatsvinden.

 

Radiotherapie vóór de operatie


Radiotherapie kan een onderdeel zijn van de behandeling bij maagkanker. Er zijn verschillende manieren om een tumor te bestralen. Dit is afhankelijk van het stadium van de kanker. Zo mogelijk zal de bestraling gevolgd worden door een operatie. Deze bestraling, voorafgaand aan een operatie, wordt preoperatieve bestraling genoemd. Preoperatieve bestraling kan gecombineerd worden met chemotherapie (chemoradiatie). Preoperatieve bestraling en chemoradiatie gebeuren echter alleen als wetenschappelijk onderzoek in onderzoeksverband.

 

Na de operatie


Na de operatie kan bestraling ook gecombineerd worden met chemotherapie (chemoradiatie). Dit wordt in Nederland niet vaak toegepast.

 

Palliatieve bestraling


Palliatieve bestraling heeft tot doel om klachten van de tumor te verminderen. Palliatieve bestraling bij maagkanker wordt vooral gegeven om bloedingen van de maagtumor te stoppen. Meestal bestaat deze behandeling uit vijf bestralingen.

 

Bijwerkingen van bestraling


Als gevolg van bestralingen kunnen bijwerkingen ontstaan. Niet iedere patiënt heeft last van deze bijwerkingen. Bij bestraling kunnen huidklachten ontstaan. De huid raakt beschadigd door de radioactieve straling. Bij de meeste patiënten wordt na meerdere bestralingen de huid wat rood of gevoelig. Vervolgens kan de huid donkerder gaan kleuren. Een enkele keer ontstaan blaren. Deze huidreacties zijn meestal sterker in huidplooien. Na de bestralingen geneest de huid meestal weer helemaal.
 

  • Bestralingen op de maag kan ook misselijkheid en braken veroorzaken. De arts kan u hier medicijnen tegen geven. Op deze manier kunnen klachten van misselijkheid worden behandeld en voorkomen.
  • Een veelvoorkomende bijwerking van bestraling is vermoeidheid. Dit heeft verschillende oorzaken: de behandeling zelf kost energie, evenals het heen-en-weer reizen naar het ziekenhuis. Ook is er natuurlijk de spanning rondom uw ziekte.

Bespreek uw klachten altijd met uw arts. Deze kan mogelijk medicijnen voorschrijven, om de klachten te verminderen.


 


 


Plaatsing van stent:

Als de tumor in het bovenste deel van uw maag of juist ter hoogte van de maaguitgang zit en een operatie niet mogelijk is, kan de arts een stent plaatsen. Dit is een palliatieve behandeling. Een stent is een buisje dat tijdens een gastroscopie in de maag wordt geschoven. Op de hoogte van de tumor wordt de ‘ingeklapte’ stent losgelaten. Daar ontplooit de stent zich en drukt zich vast ter hoogte van de tumor. Op deze manier ontstaat een doorgang en kan voedsel weer passeren van de slokdarm naar de maag of van de maag naar de dunne darm en kunt u beter eten. Een stent wordt geplaatst onder een ‘roesje’. Daardoor merkt u er nauwelijks iets van. Een andere naam voor een stent is voedingsbuisje of endoprothese.


Om verstopping van de stent te voorkomen
 

Het is belangrijk dat de stent, nadat deze is geplaatst, niet verstopt raakt. U kunt dit voorkomen door de volgende adviezen te volgen:
 

  • Eet rustig en kauw het eten goed.
  • Zit tijdens de maaltijden goed rechtop.
  • Verdeel de maaltijden over de dag. Gebruik naast de drie hoofdmaaltijden iets tussendoor.
  • Drink bij iedere maaltijd. Spoel het eten echter niet weg zonder het goed te kauwen. Drinken bij het eten zorgt voor een betere doorstroming van het voedsel.
  • Prak of snijdt voedsel klein.
  • Koolzuurhoudende dranken, zoals bijvoorbeeld mineraalwater en cola, kunnen het opboeren van lucht makkelijker maken. Dit kan opluchting geven.
  • Ben voorzichtig met voedingsmiddelen die taai en draderig zijn, zoals een runderlapje, rookvlees, rosbief en fricandeau en citrusfruit, zoals: citroen, grapefruit, mandarijn en sinaasappel.
  • U kunt een uur na de maaltijd de stent nog eens doorspoelen door flink wat te drinken.


Klachten


Wanneer de stent in het bovenste deel van uw maag zit kunt u na het plaatsen van een stent last krijgen van brandend maagzuur of oprispingen. Door de stent kan maagzuur makkelijk vanuit de maag naar de slokdarm stromen, dit geeft de klachten van brandend maagzuur, oftewel reflux.
 

Veelvoorkomende klachten bij brandend maagzuur zijn:  

  • Een pijnlijk, branderig gevoel in de buurt van het borstbeen; sommige mensen voelen dit als een drukkende, knijpende pijn die nogal eens verward wordt met hartklachten. De pijn kan uitstralen naar de hals, de rug en tussen de schouderbladen.
  • Een geïrriteerde keel en hoestklachten; dit komt voor als maaginhoud regelmatig tot in de keelholte omhoog stroomt.
  • Oprispingen, waarbij een beetje maaginhoud terugvloeit tot in de mondholte.
  • Het gevoel alsof er voortdurend een brok in de keel zit; dit wordt ook wel het globusgevoel genoemd.
  • Opboeren.
  • slikklachten.
  • Heesheid.
  • Slecht gebit.

Wanneer u last krijg van brandend maagzuur klachten dan kunt u deze het beste bespreken met uw huisarts of behandelend arts. Deze kan u eventueel maagzuurremmende medicijnen voorschrijven. Kijk voor tips en adviezen bij brandend maagzuur op Voeding.

 

 

 


Behandeling van uitzaaiingen in de lever

Een uitzaaiing kan ontstaan wanneer de tumor door een bloedvat of een lymfevat groeit. Kankercellen kunnen dan losraken van de oorspronkelijke tumor. Deze kankercellen kunnen zich via de bloedbaan of het lymfestelsel verspreiden door het lichaam. Als de losgeraakte kankercellen zich elders in het lichaam gaan ‘nestelen’ ontstaat een uitzaaiing.
Losgeraakte cellen van een tumor in de maag komen vaak in de lever of in de longen terecht. Uitzaaiingen kunnen op verschillende manieren worden behandeld. Het gaat dan wel bijna altijd om een palliatieve behandeling. Of men uitzaaiingen gaat behandeling en welke behandeling de arts voorstelt, hangt af van een aantal factoren. Een belangrijke factor is het aantal uitzaaiingen in het lichaam.


Operatieve behandeling


Uitzaaiingen ontstaan bij maagkanker meestal in de lever of in de longen. Via een operatie kan de arts uitzaaiingen in de lever en longen soms verwijderen. De lever is een groot orgaan, met veel reservecapaciteit. Als het resterende deel van de lever gezond en groot genoeg is, kan het zieke deel verwijderd worden. Het resterende deel heeft dan voldoende capaciteit om alle functies uit te oefenen. Bovendien kan de lever na de operatie ook weer aangroeien. In sommige gevallen is een operatie niet direct mogelijk. De arts kan dan eerst met andere behandelingen proberen om de tumor(en) in de lever te verkleinen. Als dit lukt, is een operatie vervolgens misschien wel mogelijk.


Stereotactische radiotherapie


Stereotactische radiotherapie is een vorm van uitwendige bestraling waarbij de tumor met smalle stralenbundels vanuit vele, verschillende kanten zeer nauwkeurig bestraald wordt. Op deze manier worden de kankercellen vernietigd en het omliggend weefsel zoveel mogelijk gespaard. Uitzaaiingen in de lever, in de long en ook ergens anders in het lichaam kunnen op deze manier behandeld worden. Deze methode wordt alleen toegepast indien er niet meer dan 3 uitzaaiingen in het lichaam aanwezig zijn, de uitzaaiingen niet te groot zijn en niet te dicht bij bloedvaten liggen.


Cryochirurgie


Cryochirurgie is bevriezing of koudebehandeling van de tumorcellen. Deze behandeling wordt toegepast bij uitzaaiingen in de lever. Via de buikwand brengt de arts een vriesstaaf in de buik. Met behulp van een echo of een CT-scan wordt de vriesstaaf op de tumor gericht. Vervolgens probeert de arts de kankercellen te vernietigen door bevriezing. Wanneer dit lukt zullen de kankercellen afsterven. Cryochirugie is dus geen echte chirurgie in de vorm van een operatie.

  

Lasertherapie


Lasertherapie is vergelijkbaar met cryochirurgie. Bij lasertherapie wordt gebruik gemaakt van laserstralen, die kankercellen kunnen vernietigen. Ook deze behandeling is mogelijk bij uitzaaiingen in de lever.

  

Radio Frequente Ablatie (RFA)


RFA is het vernietigen van kankercellen door ze te verhitten. RFA kan toegepast worden bij uitzaaiingen in de lever. Kankercellen worden verhit tot ongeveer 80 graden. Tegen deze temperatuur zijn ze niet bestand, waardoor de cellen afsterven.

 

TACE (transarteriële chemo-embolisatie)


Bij TACE wordt de zuurstofrijke bloedvoorziening die naar de tumor loopt onderbroken, waardoor de tumor afsterft. De arts brengt een dun slangetje via de lies door de grote bloedvaten, naar de bloedvaten die naar de tumor gaan. Bij deze bloedvaten rondom de tumor wordt materiaal achtergelaten wat de slagaderlijke bloedstroom naar de tumor onderbreekt. De slagaderlijke bloedstroom zorgt normaal voor de zuurstoftoediening. Als deze wordt onderbroken, krijgt de tumor geen zuurstof en sterft af. Deze behandeling kan ook gecombineerd worden met het plaatselijk achterlaten van chemotherapie. Dit wil zeggen dat er plaatselijk medicijnen worden achtergelaten. Ook kunnen er plaatselijk met straling opgeladen bolletjes ( ytrium-90 microsferen) worden toegediend. De radioactieve bolletjes lopen lokaal vast in de kleine bloedvaatjes rondom de kanker en geven daar hun radioactiviteit af. Het doel is om op deze manier de kankercellen te vernietigen.


De bovenstaande behandelingen worden (nog) niet in elk ziekenhuis toegepast. Uw arts zal de mogelijkheden voor uw specifieke situatie met u bespreken en u eventueel doorverwijzen naar een ander ziekenhuis.  

Voor meer informatie over behandeling van kanker in de lever, verwijzen wij u naar de volgende link: www.mlds.nl.


 

 

 
Bron:    www.maagkanker.info