Deel 148: ’Duncan is hard en afstandelijk, mijn tranen lijken hem niet te deren’.

23-07-2025 09:32

 

 

Auteur: Marith Iedema - www.telegraaf.nl

 

 

Column.

 

 

Marith Iedema: ’Duncan wil er niks van weten. Hij is hard en afstandelijk. Mijn tranen lijken hem niet te deren.’

Marith Iedema: ’Duncan wil er niks van weten. Hij is hard en afstandelijk. Mijn tranen lijken hem niet te deren.’ 

Foto: Eigen beeld.

 

 

 

 

Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met haar geliefde Duncan en zoontje Noah (5) in Amsterdam.

 

Ik doe vandaag een nieuwe variant van traumatherapie bij het expertisecentrum voor nazorg bij kanker. Van de eerste methode, waarbij ik een traumatische herinnering steeds opnieuw moest vertellen en beluisteren, werd ik díepongelukkig.

 

Nu krijg ik ’EMDR’. Ik moet dr. E. de komende weken al klappend mijn naarste ervaringen vertellen. Door het klappen verwerkt mijn brein de herinnering opnieuw en slaat die anders op: minder rauw, minder ontwrichtend. Althans, dat is de bedoeling. 

 

„Kijk, zo.”

 

Dr. E. kruist haar armen voor haar borst, alsof ze zichzelf omhelst. Dan begint ze ritmisch op haar schouders te tikken. Tik-tik rechts, tik links. Een korte pauze. Tik-tik links, tik rechts.

 

„Zie je? Echt héél simpel. Je lichaam neemt het straks over,” stelt ze me gerust als ze mijn bezorgde gezicht ziet.

 

Nou, dan ken je mij nog niet. Ik heb een afwijking. Zelfs van de meest simpele choreografie –iets dat een kind van twee nog kan – raak ik compleet in de war. Error.

 

 

Streetdance:


Ik zat een blauwe maandag op streetdance en dreef mijn lerares tot wáánzin. Hoe vaak ze de eenvoudige dansjes ook voordeed, de combinaties bleven niet hangen. De groep ging naar links, en hoppa, ik naar rechts. Hoe meer ik mijn best deed, hoe slechter het ging.

 

Nog erger was muziekles op school, waar we moesten klappen in de maat. Ik denk aan leraar R. God, wat had ik een hekel aan die man. Dat was wederzijds. Nooit vergeet ik de keer dat de klas braaf zijn ritme naklapte. Iedereen in de maat behalve ik. Ik herinner me zijn geschreeuw in mijn gezicht, zijn slechte adem. Spetters spuug die op mijn wang landden. „Waar ben je mee bézig Marith?!”

 

Zó slecht zijn in klappen, dat bestond niet. Zijn conclusie: ik verziekte zijn les met opzet. Dat was niet zo, maar toen mijn klasgenoten me er later naar vroegen, grijnsde ik stoer. Alles beter dan de sukkel van de groep zijn.

 

 

Marith Iedema: ’Daar ga ik. Trauma nummer twee. Duncan speelt een centrale rol.’

Marith Iedema: ’Daar ga ik. Trauma nummer twee. Duncan speelt een centrale rol.’ 

Eigen beeld.

 

 

 

„Zullen we beginnen?”

 

Oh ja, kanker.

 

Opnieuw doet dr. E. het ritme voor. Ik volg onzeker. Het gaat een paar keer goed. Ik ontspan een beetje.

 

„Zie je. Heel goed. Begin maar met vertellen.”

 

 

 

Jeugdtrauma:

Daar ga ik. Trauma nummer twee. Duncan speelt een centrale rol. Ik weet waar zijn gedrag vandaan komt: jeugdtrauma en verlatingsangst. Maar toch.

 

„Ik heb twee dagen geleden gehoord dat ik kanker heb. Samen met Duncan zit ik op de bank. Tot nu toe drong niet écht tot me door, wat me allemaal te wachten staat. Maar ineens overvalt me: wat als ik dit niet overleef? Wat als ik Noah niet zie opgroeien?

 

Ik deel mijn angst. Duncan wil er niks van weten. Hij is hard en afstandelijk. Mijn tranen lijken hem niet te deren. Het komt goed, púnt. Hij zegt nog net niet: stel je niet zo aan. Ik schreeuw: hallo, ik heb kánker, het gaat hier niet om een buikgriepje, jij fucking klootzak.”

 

Links, links, rechts, links, links. Fuck. Zie je, daar ga ik.

 

Stress. Ik doe maar wat, rechts, rechts, links, rechts. Mijn bewegingen worden wilder. Links, links, rechts, rechts, links, rechts, rechts, links. Een hand landt midden op mijn borst.

 

„Je doet het heel goed Marith.”

 

Heel goed? Daar trap ik niet in. ’Positief stimuleren’ is een opvoedtechniek die ik zelf dagelijks toepas. „Heel mooi getekend, Noah, wauw” (die scheve streep met armen).

 

Ik moet alles op alles zetten om niet te lachen.

 

Rustig. Ik probeer het juiste ritme weer te vinden, voor ik verder vertel.

 

 

 

Afgeleid:

 

„Eh, Marith?”

 

„Oh, ja. Sorry.”

 

Ik vertel hortend en stotend verder, steeds ontzettend afgeleid door het ritme, wat ik maar niet kan vinden. Aan het einde van de sessie zucht ik diep. Godzijdank, het zit erop.

 

Ik spring op. Dit was kut. Maar één ding moet ik toegeven: nooit eerder sprak ik over dit ’trauma’ met zó weinig emotie. Met droge ogen en perfecte make-up verlaat ik het pand

 

 

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl