Deel 151: ’Mijn moeder weet van niks, maar nu moet ik het haar wel vertellen’.
„Mama…” „Ja?” „Niet schrikken, oké?” Maar ze schrikt natuurlijk wél.
Foto: Eigen beeld.
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Ze woont samen met Duncan en zoon Noah (5).
Mijn afspraak loopt uit. Ik sta op en ijsbeer door de wachtruimte van de oncologieafdeling van het ziekenhuis. Mijn moeder is mee voor de scanuitslag. Ik kan zien dat ze gespannen is. Het werkt altijd zo: hoe dichter bij het moment van de waarheid, hoe realistischer het worstcasescenario lijkt.
Pijnlijke plek:
Ik ga weer zitten, masseer mijn heup. Ik maak me zorgen om de pijnlijke plek waar ik al een tijdje last van heb. Reken maar dat je hypochonder wordt van borstkanker.
Ik krijg elk half jaar controlescans van mijn borsten, maar de rest van mijn lijf wordt niet gecheckt. Terwijl het goed mogelijk is dat de kanker op een andere plek terugkomt. Maar dan valt er niks meer aan te doen. Zo’n dure scan is dus zinloos.
Ik heb de pijn en de bijbehorende angst zoveel mogelijk weggeduwd. Maar gisteravond vroeg ik aan OpenAI: moet ik me zorgen maken?
De chatbot adviseerde: trek aan de bel. „Heup, rug, ribben en wervels zijn plekken waar borstkanker kan uitzaaien.”
Ik kijk opzij. Mijn moeder weet van niks. Ik wilde haar niet onnodig bezorgd maken. Maar nu moet ik het haar wel vertellen, ze hoort het zo toch.
Schrikken:
„Mama…”
„Ja?”
„Niet schrikken, oké?”
Maar ze schrikt natuurlijk wél.
Laatst belde ik haar onverwacht op vakantie. „Schat, wat is er?!”, nam ze heel gestrest op.
Ik antwoordde snel: „Niks aan de hand!”
„God, wat verlang ik naar de tijd dat ik me niet meer kapot schrik, als jij zomaar belt…” zuchtte ze.
Diagnose:
Het zijn dit soort zeldzame momenten waarop ik besef hoe het voor háár is. Omdat mijn moeder zo sterk is, ervoor zorgt dat ik altijd op haar kan leunen – wat ik ook doe – vergeet ik soms hoe groot de pijn en machteloosheid moeten zijn als je kind ernstig ziek is.
„Had ík het maar,” zei ze toen ik de diagnose kreeg. Ik weet dat ze het meende. Ze zou alle ellende zo overnemen, zonder twijfel. Net zoals ik dat voor Noah zou doen.
Even later zitten we tegenover mijn oncoloog. „Hoe gaat het met je, Marith?” opent ze.
„Eh… Mogen we eerst de uitslag horen, alsjeblieft?” smeek ik.
Dat mag. Er is niks te zien op de scans. We juichen opgelucht. Mijn moeder appt Duncan en mijn vader, terwijl de oncoloog met het reguliere lichamelijk onderzoek begint.
Ik vertel over mijn heup. Mijn hart klopt in mijn keel.
„Ik voel niks alarmerends. Je klieren zijn niet gezwollen.”
Proosten:

„Eh… Mogen we eerst de uitslag horen, alsjeblieft?” smeek ik.
„Klopt. Maar toch maak ik me geen zorgen.”
Als de pijn aanhoudt, moet ik bellen.
Mijn moeder en ik fietsen naar een café, daar proosten we met bubbels. Volledig gerustgesteld ben ik niet – maar dat hoort nou eenmaal bij mijn leven, mijn níeuwe leven. Dus probeer ik vrede te vinden in de onzekerheid en alles te vieren wat er te vieren valt. En dat doen we, samen.
Bron: www.telegraaf.nl/vrouw