Deel 28: ’De chemo sloopt de kankercellen, maar ook de rest van mij’.

01-08-2022 19:38

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & Opinie.

 
 
 
„Ik zoek zonder succes naar het juiste woord om mijn toestand te beschrijven. Hondsberoerd is véél te slap.”
 
 
 
 
 
 
 
 
Ik laat me uit bed glijden. Op handen en knieën kruip ik naar de wc. Speeksel vult mijn mond. Ik leg mijn hoofd op de wc-bril en wacht af. Mijn maaginhoud komt omhoog. Ik braak. Maar er komt niks uit. Logisch. Vanaf het moment dat ik mijn eerste chemokuur kreeg, nu drie dagen geleden, heb ik geen hap meer door mijn keel gekregen. Ik zoek zonder succes naar het juiste woord om mijn toestand te beschrijven. Hondsberoerd is véél te slap.
 
Zo had ik het me niet voorgesteld. Mijn oncoloog vertelde dat bijna niemand nog doodziek wordt van deze zware kuur, dankzij de peperdure ‘wonderpillen’ die tegenwoordig beschikbaar zijn. Dus ik zou me niet lekker voelen, ik zou moe zijn, maar ik zou me er bewonderenswaardig goed doorheen slaan, zoals het een sterke vrouw betaamt. Ik zou fit blijven. Want wie fit blijft ervaart minder bijwerkingen. Dat is bewezen. Ik zou heel gezond eten. Ik zou elke dag drie liter water drinken. Ik zou bewegen: lopen, fietsen, misschien zelfs zwemmen. Ik zou door blijven werken. Ja, ik zou een instagramwaardige modelpatiënt zijn. Niet te ziek, niet zielig. Ha!

Ik ben een sneu hoopje ellende. De chemo sloopt de kankercellen, maar ook de rest van mij. De wereld tolt en golft. Mijn maag trekt samen. Mijn hoofd bonkt. Zo voelt het dus om vergiftigd te zijn. Een vreemde siddering trekt langs mijn ruggengraat. Ik schud met mijn armen, trap met mijn benen, in de hoop van de akelige tintelingen af te komen. Ik wil dat dit ophoudt – nú. ,,De bijwerkingen zijn maar bijzaak. Dit gaat over, dit gaat over, dit gaat over,” prevel ik, als een mantra. Maar ik geloof er niet meer in na drie lange dagen in de hel. En dan te bedenken dat dit nog maar het begin is. Er staan nog vijftien chemokuren op de agenda. Wat een geweldig vooruitzicht.

 

 

De perfecte mantelzorger:


Duncan knielt bij me neer, hij legt zijn hand op mijn rug. ,,Gaat het?” Ik kreun, bij wijze van antwoord. Hij schudt met zijn hoofd. ,,Ik snap dit niet” mompelt hij. ,,Al die fucking pillen die je slikt – en het helpt niks…” Het is koud op de tegelvloer. Ik krijg kippenvel en begin te klappertanden. ,,Kom, ga weer in bed liggen,” zegt Duncan. Hij helpt me omhoog, ondersteunt me en stopt me in. Dan verdwijnt hij naar de keuken en komt terug met een nieuwe pil tegen de misselijkheid, een lorazepam en wietolie. Als een volleerd verpleegkundige voert hij me de medicatie, en geeft me kleine slokjes water door een rietje.

 

Ik sla hem gade. Tot nu toe was mijn ziekte toch wat abstract. Het was niet moeilijk voor Duncan om zijn kop in het zand te steken. Dat botste soms met mijn behoefte aan troost en met de irreële verwachting dat hij mijn emoties en angsten kon lezen – begríjpen –, ook als ik ze niet liet zien. Ik wilde dat hij zijn armen om me heen zou slaan op sombere momenten, zonder dat ik hierom moest vragen. En zo werkt dat natuurlijk niet.

 

Maar nu hoeft Duncan geen gedachten meer te lezen. Mijn leed is nu tastbaar. Duncan kan wat dóén. En in doen blinkt hij uit. Hij is de perfecte mantelzorger. Hij zorgt ervoor dat ik niet uitdroog. Hij sjeest op en neer naar de apotheek voor nieuwe medicatie, hij verschoont elke dag mijn lakens – die ruiken naar het gif dat uit mijn poriën komt.

 

Goddank is Noah bij mijn ouders… Ik kijk naar hem op. ,,Dit maandenlang… Hoe dan?” kerm ik. ,,Je bent een bikkel. Jij kan dit aan. Je doet dit voor ons. Voor een lang leven met z’n drieën. Of misschien zelfs met z’n vieren, als we écht geluk hebben.”,,Ja,” zeg ik zachtjes. En even voel ik me gezegend, dwars door alle ellende heen.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl