Zorginstituut: veel kankerpatiënten na operatie mogelijk beter af zonder extra behandeling.
Er komen steeds meer nieuwe medicijnen voor de behandeling van kanker in een vroeg stadium. Deze worden ingezet bij een operatie waarbij de tumor wordt verwijderd: ervoor, erna of allebei. Na een operatie zijn iemands overlevingskansen meestal groot. Aanvullende behandelingen worden ingezet om die te maximaliseren. Maar bij veel patiënten laten de nieuwe medicijnen geen verschil zien. Er is bij hen sprake van overbehandeling plus bijwerkingen die hun kwaliteit van leven kunnen verminderen. Dit schrijft Zorginstituut Nederland in het rapport ‘Pakketbeheer (neo)adjuvante oncologische geneesmiddelen’.
Beeld: ANP.
Passende inzet van medicijnen en voorkomen van onnodig behandelen:
Het Zorginstituut kondigt in het rapport maatregelen aan en doet aanbevelingen voor beter onderzoek naar de effectiviteit van deze aanvullende behandelingen en doelmatiger inzet ervan. Zodat deze medicijnen alleen hoeven worden ingezet bij patiënten voor wie ze wél werken, en onnodig behandelen wordt voorkomen. “De vraag of we als samenleving veel mensen extra willen behandelen terwijl het maar bij een klein aantal nut heeft, is een groot dilemma in de zorg”, aldus voorzitter Mark Janssen van het Zorginstituut. “We willen dat patiënten die baat hebben bij een behandeling deze snel kunnen krijgen. En tegelijkertijd voorkomen dat patiënten bij wie dit niet het geval is, onnodig zware medicatie krijgen, met het risico op ernstige bijwerkingen.”
Er komen steeds meer aanvullende behandelingen:
In Nederland worden elk jaar duizenden mensen behandeld voor kanker in een vroeg stadium, als een tumor nog niet is uitgezaaid. Meestal bestaat de behandeling uit een operatie om de tumor te verwijderen. De kans op overleving is dan doorgaans al groot. Steeds meer mensen worden rondom een operatie aanvullend behandeld met chemotherapie, doelgerichte therapie of immunotherapie. Dat gebeurt vóór de operatie (neoadjuvant), erna (adjuvant) of allebei (perioperatief). De afgelopen jaren komen veel nieuwe behandelingen op de markt, voor veel verschillende kankersoorten. Ook de komende jaren worden tientallen nieuwe neoadjuvante of adjuvante behandelingen verwacht.
Beschikbare onderzoeksresultaten onvoldoende om overleving echt te meten:
Van veel van deze nieuwe behandelingen is bij toelating tot het basispakket van de zorgverzekering nog onduidelijk of ze daadwerkelijk de overlevingskansen vergroten van alle patiënten die er voor in aanmerking komen. Als een middel op de markt komt, zijn vaak alleen nog tussentijdse onderzoeksresultaten beschikbaar. Wetenschappelijke studies moeten patiënten over een veel langere periode volgen om het effect te kunnen meten van deze middelen op overleving.
Het Zorginstituut stelt dat veel mensen mogelijk een onnodige of te lange behandeling krijgen met het risico op soms ernstige of blijvende bijwerkingen. Bovendien leidt deze behandeling tot extra druk op het schaarse zorgpersoneel en kost het jaarlijks miljoenen euro’s. Geld dat daarmee niet beschikbaar is voor andere zorg.
Noodzakelijke maatregelen voor passende zorg:
In zijn rapport beschrijft het Zorginstituut verschillende aandachtspunten en maatregelen die kunnen bijdragen aan passende zorg voor patiënten met kanker in een vroeg stadium.
De belangrijkste zijn:
- Het Zorginstituut wil dat farmaceuten bij de verschillende indicaties bij kanker in een vroeg stadium overlevingswinst aantonen. Daarnaast zijn data over kwaliteit van leven cruciaal bij de beoordeling van nieuwe, aanvullende behandelingen. Bij toelating zijn vaak nog geen volledige gegevens beschikbaar. Voor vergoeding moet het aannemelijk zijn dat de overlevingskans van patiënten verbetert.
- In aanvulling daarop wil het Zorginstituut dat de definitieve data alsnog beoordeeld worden. Die komen vaak pas beschikbaar na meerdere jaren na toelating van een medicijn tot het basispakket. Zo kan opnieuw beoordeeld worden of een middel de overlevingskansen van patiënten daadwerkelijk heeft verbeterd. Het Zorginstituut en de fabrikant zullen hiervoor direct bij de eerste beoordeling afspreken wanneer een herbeoordeling moet plaatsvinden. Het Zorginstituut roept ook zorgverzekeraars op om deze herbeoordelingen te doen. Het kan zijn dat een herbeoordeling ertoe leidt dat een medicijn niet meer vergoed wordt.
- Het Zorginstituut wil dat fabrikanten de effecten van een behandeling vóór een operatie en na een operatie apart gaan onderzoeken. Zo is beter te beoordelen in welke gevallen patiënten die een neoadjuvante therapie en operatie hebben gehad ook nog nabehandeling nodig hebben. Er zijn aanwijzingen dat neoadjuvante behandelingen effectiever zijn dan adjuvante. Bijvoorbeeld bij immuuntherapie, omdat daarmee een vroege, brede en langdurige immuunreactie kan worden bereikt. Dit geeft aanknopingspunten om te onderzoeken of een adjuvante behandeling met immuuntherapie na de operatie in alle gevallen nog wel nodig is. Of alleen voor patiënten met een hoog risico op terugkeer van de kanker. Er is inmiddels al een aantal onderzoeken uitgevoerd dat deze aanpak onderbouwt. Zoals de NADINA-studie van internist-oncoloog en onderzoeksleider Christian Blank van het Antoni van Leeuwenhoek.
- Het Zorginstituut wil ook dat vaker ‘doelmatigheidsonderzoeken’ worden gedaan als nog onduidelijk is bij welke patiënten de meeste gezondheidswinst te verwachten is. Of onderzoeken naar hoe lang een behandeling moet duren en wat een optimale dosering is.
- Het Zorginstituut wil dat zorgverleners de informatie over (neo)adjuvante behandelingen aan patiënten en hun naasten verder verbeteren als noodzakelijke input voor samen beslissen. Zodat patiënten met kanker in een vroeg stadium een afgewogen besluit kunnen nemen over de verwachte voor- en nadelen van de mogelijke behandeling. Zo ontstaat meer passende zorg.