Bevolkingsonderzoek borstkanker moet maatwerk worden.

29-09-2023 18:24

 

 

Auteur:  John Ekkelboom - zonmw.nl

 

 

 

 

 

Voor het bevolkingsonderzoek borstkanker kunnen vrouwen iedere twee jaar röntgenfoto’s laten maken van hun borsten. Is het niet beter om zo’n standaardprocedure te vervangen door onderzoek op maat waarbij rekening wordt gehouden met het risicoprofiel van iedere vrouw? Met dat vraagstuk houdt hoogleraar Mireille Broeders zich al jaren bezig. Echter het ontwikkelen van zo’n alternatieve aanpak blijkt niet eenvoudig.

 

Dat het bevolkingsonderzoek borstkanker zinvol is, onderbouwt Mireille Broeders meteen met harde cijfers. Zij is hoogleraar gepersonaliseerde kankerscreening aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Jaarlijks overlijden volgens haar zo’n 3000 vrouwen aan borstkanker. Zonder bevolkingsonderzoek zou dat aantal oplopen tot zeker 4000 vrouwen. `Met röntgenfoto’s kun je zien wat de vrouw zelf nog niet kan voelen. Daardoor ben je er eerder bij en is de behandeling minder intensief en de kans op overleven groter.’

 

 

Effectiever en doelmatiger:


Alle vrouwen van 50 tot 75 jaar kunnen aan de tweejaarlijkse screening deelnemen. Van iedere borst worden dan twee röntgenfoto’s gemaakt die twee screeningsradiologen onafhankelijk van elkaar beoordelen. Bij een eventuele afwijking volgt doorverwijzing naar het ziekenhuis voor nader onderzoek. Jaarlijks doen ongeveer 1 miljoen vrouwen mee aan de landelijke screening. Broeders omschrijft het als een prima functionerend bevolkingsonderzoek, maar denkt dat het wel effectiever en doelmatiger kan. `Er zitten immers ook nadelen aan vast. Zo zijn er vrouwen die worden doorverwezen en vervolgens te horen krijgen dat ze toch geen borstkanker hebben. Dat geeft veel ongerustheid en stress. Maar er zijn ook vrouwen bij wie niets wordt gevonden en die later toch borstkanker blijken te hebben. En er worden vrouwen behandeld bij wie dat misschien niet nodig was geweest omdat de tumor niet agressief was. Zo’n, achteraf gezien onnodige operatie, kan ook nog eens complicaties geven.’

 

Sinds 2014 werkt Broeders aan optimalisering van het bevolkingsonderzoek borstkanker. Dit doet ze onder andere binnen de PRISMA-studie – Personalised RISk-based MAmmascreening - waarbij het verzamelen van risicofactoren voor borstkanker centraal staat. `Die risicofactoren zijn grotendeels bekend. Denk aan genetische varianten, een leefstijl met alcohol, weinig beweging en overgewicht en ook aan dicht borstweefsel. Daarentegen is het risico kleiner als een vrouw jong maar ook meerdere kinderen krijgt en borstvoeding geeft. Met al die informatie doen we nog niets binnen het bevolkingsonderzoek. Ons idee was om met die risicofactoren vrouwen met een laag, gemiddeld of hoog risico op borstkanker van elkaar te kunnen onderscheiden om vervolgens daarop de screening aan te passen. Dan heb je screening op maat. In de toekomst zou de groep met een hoog risico vaker opgeroepen kunnen worden voor onderzoek waarbij wellicht ook andere screeningstesten ingezet kunnen worden. De groep die laag scoort, hoeft dan minder vaak terug te komen en kan bijvoorbeeld al met 70 jaar stoppen.’

 

 

De Tekst gaat verder onder de Foto: 

 

 

Met röntgenfoto’s kun je zien wat de vrouw zelf nog niet kan voelen. Daardoor ben je er eerder bij en is de behandeling minder intensief en de kans op overleven groter.

Mireille Broeders.
Hoogleraar Radbouduniversiteit Nijmegen.

 

 

 

 

Op zoek naar biomarkers:


Aan het PRISMA-onderzoek hebben bijna 70.000 vrouwen meegedaan verdeeld over twintig screeningslocaties. Van hen zijn met toestemming de borstfoto’s opgeslagen om dichtheid van het weefsel te bepalen. Ongeveer 39.000 vrouwen hebben een uitvoerige vragenlijst ingevuld en van 10.000 vrouwen zijn ook bloedmonsters afgenomen. Daaruit is het DNA gehaald om kleine variaties in genen te bepalen. Bloedplasma en -serum zijn ingevroren voor later onderzoek als er nieuwe inzichten zijn. Broeders: `Tien jaar geleden hoopten we met biomarkers in het bloed te kunnen bepalen of iemand borstkanker heeft of niet. De ontwikkelingen gaan helaas minder snel dan verwacht en gehoopt. Er zijn nog geen biomarkers waarmee we vroegtijdig borstkanker kunnen opsporen voordat een vrouw klachten heeft. Wel hebben we een biomarker - tumor-DNA - op het oog die we verder willen onderzoeken bij PRISMA-vrouwen met en PRISMA-vrouwen zonder borstkanker.’

 

Broeders heeft met haar collega-onderzoekers vier bestaande internationale computermodellen getest om het risico op borstkanker in te schatten voor de Nederlandse screeningspopulatie. Die modellen zijn niet specifiek hiervoor ontwikkeld maar bieden wel de mogelijkheid daartoe. De wetenschappers vulden die modellen met de gegevens van de deelneemsters aan het PRISMA-onderzoek. Broeders is enigszins teleurgesteld over de resultaten. `We hebben alle vrouwen uit ons onderzoek gekoppeld aan de gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie. Zo konden we de geschatte kans en het daadwerkelijk ontstaan van borstkanker met elkaar vergelijken. Helaas zijn die modellen nog niet goed genoeg in staat vrouwen met en vrouwen zonder borstkanker van elkaar te onderscheiden.’

 

 

Vervolgonderzoek:


Toch zijn al die jaren onderzoek zeker niet voor niets geweest, vervolgt Broeders. Ze licht toe dat de kennis over borstkanker is toegenomen en dat er nu een uitgebreid gedocumenteerd cohort voorhanden is van vrouwen, inclusief hun borstfoto’s. Dat maakt ook weer nieuw onderzoek mogelijk, bijvoorbeeld naar kustmatige intelligentie. Broeders denkt dat kunstmatige intelligentie ervoor gaat zorgen dat het risico op borstkanker beter is te voorspellen. `Dergelijke systemen kunnen op pixelniveau kijken en patronen herkennen die voor het menselijke oog niet waarneembaar zijn. Daar verwacht ik veel van.’ Een belangrijke ontwikkeling vindt ze bovendien dat het onderzoeksvoorstel van collega Carla van Gils van UMC Utrecht onlangs is gehonoreerd. Van Gils wil namens een groot consortium, waarvan Broeders ook deel uitmaakt, vrouwen met zeer dicht borstweefsel een verkorte MRI of een contrastmammografie aanbieden. Daarmee is een mogelijke tumor eerder op te sporen. Dat zou volgens de Nijmeegse hoogleraar een eerste stap kunnen zijn in het streven naar een gepersonaliseerd bevolkingsonderzoek voor borstkanker. `We hebben de PRISMA-deelnemers gevraagd of ze het acceptabel vinden als het bevolkingsonderzoek ooit wordt ingericht op basis van risicofactoren. Zo’n 80 procent vindt dat een goed idee. Maar zoiets vergt natuurlijk een culturele omslag.’

 

 

 

Bron: www.zonmw.nl