Nieuwe beeldvormingstechnieken helpen bij opsporen oogkanker.

28-06-2023 17:29

 

 

 

 

 

 

Onderzoek in het LUMC heeft aangetoond dat nieuwe beeldvormingstechnieken helpen bij het opsporen van oogmelanoom. Daardoor zijn uitgebreidere onderzoeken of een chirurgische ingreep in de toekomst mogelijk overbodig voor het diagnosticeren van een kwaadaardige tumor in of op het oog. Het gespecialiseerde team oogheelkunde behandelt de meeste gevallen van oogmelanoom in Nederland.

 

 

 

 

 

 

Een oogmelanoom is zeldzaam: het komt ongeveer 250 keer per jaar voor. Een aanzienlijk aantal patiënten overlijdt aan deze vorm van oogkanker. Het LUMC behandelt zo’n 95 procent van alle gevallen in Nederland. De meeste oogmelanomen komen voor bij mensen tussen de 50 en 70 jaar. Omdat de overlevingskans van patiënten deels samenhangt met de grootte van de tumor, is het belangrijk dat het melanoom zo snel mogelijk opgespoord wordt.

 

Niels Brouwer deed voor zijn promotie in het LUMC onderzoek naar twee soorten oogmelanoom: uveamelanoom en conjunctivamelanoom. Zijn onderzoek richtte zich op nieuwe beeldvormingstechnieken en de genetica en immunologie bij oogmelanoom. Zijn bevindingen leverden aanknopingspunten voor nieuwe behandelingen. Voor zijn proefschrift ontving hij op 23 juni de Donders-Binkhorstprijs van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG).

 

 

Samenkomst van expertises in oogheelkunde en oncologie:


Als nieuwe beeldvormingstechnieken gebruikte Brouwer foto- en scanapparaten in het LUMC, waarvan enkelen al gebruikt werden voor netvliesaandoeningen (retinale oximetrie en OCT-angiografie). Zo liet hij de expertises die het LUMC op het gebied van oogheelkunde en oncologie in huis heeft, op een mooie manier samenkomen. Brouwer: “We konden we als eerste bepaalde tumoren op de conjunctiva (het slijmvlies van het oog) afbeelden. Ook konden we in het laboratorium tumoren tot in detail typeren.”

 

Als het gaat om het stellen van een diagnose moet een arts weten of een plekje op of in het oog goed- of kwaadaardig is. Een melanoom moet je wel behandelen en een moedervlek niet. Op dit moment is daar meestal een invasieve (chirurgische) techniek of ingreep voor nodig. Bijvoorbeeld door het spuiten van een kleurvloeistof in de arm die via het bloed in het oog terecht komt (fluorescentie angiografie) of het wegnemen van oogweefsel.

 

 

Patiëntvriendelijker:


De nieuwe beeldtechnieken zijn een stuk patiëntvriendelijker en de onderzoeken duren ook korter. Een patiënt hoeft alleen zijn of haar oog voor een apparaat te houden. Met behulp van een speciale soort fotografie wordt gekeken naar de structuur van de bloedvaatjes en de zuurstof die in die bloedvaatjes zit.

 

 “Vaatgroei is een onderscheid tussen een melanoom of een moedervlek. Een melanoom groeit sneller dan een moedervlek en heeft daarom meer bloedvaten nodig om zichzelf van bloed en zuurstof te voorzien. Een melanoom gaat dus andere bloedvaten aanleggen dan een rustige moedervlek, die daar al heel lang zit”, legt Brouwer uit.

 

De beeldvormingstechnieken zijn ook veelbelovend voor het zien van bestralingsschade, die kan ontstaan na behandeling van een oogtumor. Verder is er extra bewijs voor de al heersende opvatting dat er veel overlap zit in de genetische achtergrond van conjunctivamelanoom en huidmelanoom. “Dat betekent dat je voor conjunctivamelanoom dezelfde soorten immuuntherapie kunt gebruiken als bij huidmelanoom”, zegt Brouwer.

 

 

LUMC loopt voorop:


Het LUMC is het eerste ziekenhuis dat met deze technieken bloedvaatjes van tumoren in kaart kan brengen. Toch is het nog geen onderdeel van de standaardprocedure voor het opsporen van melanomen. Meer patiënten zijn nodig om aan te tonen wat de techniek toevoegt aan de huidige onderzoeken, iets wat lastig is gezien de zeldzaamheid van de ziekte. Internationale samenwerking op dit gebied is volgens Brouwer daarom cruciaal.

 

Voor uveamelanoom, het meest voorkomende type oogmelanoom, gaat de eerder genoemde vergelijking met huidmelanoom niet op en zijn behandelingen – zeker voor uitzaaiingen – minder dichtbij. Daarom blijft het cruciaal dat patiënten zo snel mogelijk bij het expertisecentrum in het LUMC terechtkomen.

 

Een probleem is dat uveamelanoom aan de buitenkant van het oog meestal niet te zien is. Hier ligt volgens Brouwer een belangrijke taak bij oogartsen, die patiënten kunnen doorverwijzen. “Een deel van de patiënten wordt bij toeval gevonden. Tijdens een rijbewijskeuring of suikerziektecontrole bijvoorbeeld. Daarom wil je dat ze snel verwezen worden”, vertelt hij. Hetzelfde geldt volgens Brouwer voor verdachte plekjes aan de buitenkant van het oog, die wel te zien zijn, maar waarvan de oogarts wellicht niet doorheeft dat die kwaadaardig zijn. Het LUMC informeert oogartsen hier daarom over tijdens bijeenkomsten en congressen.

 

Het LUMC heeft jarenlange ervaringen met oogmelanoom en behandelt de meeste gevallen in Nederland. Onderdeel van de afdeling oogheelkunde is het oogheelkundig laboratorium. Daar worden ook tumoren onderzocht. Ook wordt er veel samengewerkt met de afdeling radiotherapie en het protonencentrum HPTC in Delft, waar bestralingen met protonen sinds enkele jaren een nieuwe behandelmogelijkheid geeft voor oogmelanoom.

 

 

 

Bron: www.lumc.nl