Veel stress bij kinderen van een ouder met kanker.

03-10-2014 17:45


Als bij één van hun ouders de diagnose kanker is gesteld, blijken kinderen in negenentwintig procent van de gevallen last te hebben van posttraumatische stress symptomen (PTSS). Hiervoor zouden zij professionele psychosociale hulp moeten krijgen.


Dit blijkt uit onderzoek van Gea Huizinga van het Universitair MedischCentrum Groningen. Zij promoveerde op 13 december 2006 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 9000 gezinnen met thuiswonende kinderen geconfronteerd met de  diagnose kanker bij één van de ouders. In Nederland was nog geen onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen voor kinderen als een ouder kanker krijgt. In haar onderzoek volgde Huizinga 406 gezinnen.

Zij onderzocht of en in welke mate problemen voorkomen bij kinderen tussen de 11 en 23 jaar. Tevens onderzocht zij de invloed van uiteenlopende factoren als leeftijd, geslacht en persoonlijkheidskenmerken van kind en ouder, maar ook het psychosociaal functioneren van de ouder met kanker en hun partner, kankergerelateerde factoren, relatietevredenheid van de ouders en het functioneren  van het gezin.

Uit het onderzoek van Huizinga blijkt dat kinderen de eerste vier maanden na de diagnose bij de ouder de meeste stressklachten hebben. Echter, ook één tot vijf jaar na de diagnose had 28 procent van de onderzochte kinderen klinisch verhoogde PTSS. Kinderen gaven aan ook meer andere emotionele en gedragsproblemen te hebben. Zij lijken hun problemen in de loop van de tijd steeds meer met lichamelijke klachten te uiten. De ouders observeren ook meer emotionele en gedragsproblemen bij kinderen met meer PTSS, maar in mindere mate dan deze adolescenten zelf.

Risicofactoren:

Huizinga noemt verschillende factoren die het risico op verhoogde PTSS vergroten. Meisjes hebben meer problemen dan jongens• vooral adolescente meisjes zijn kwetsbaar. Kinderen die de ziekte van de ouder als ernstiger inschatten en kinderen die geneigd zijn om met angst te reageren in stressvolle situaties, hebben meer problemen. Kinderen hebben ook meer problemen als de ouders een angstiger persoonlijkheid hebben, de ouders minder tevreden zijn over hun relatie en wanneer de gezonde ouder meer stress heeft. Ook zijn kinderen van een ouder met teruggekeerde kanker kwetsbaarder. Kinderen lopen meer risico op problemen in 'los zand' gezinnen met weinig emotionele binding of in 'chaotische gezinnen' waar regels, rollen en normen voortdurend veranderen. Ook als de communicatie tussen kinderen en ouders meer problematisch en minder open is, bleek het risico op PTSS bij de kinderen groter.

Hulpverleners:

Een groot aantal kinderen van een ouder met kanker geeft niet meer problemen aan dan kinderen die dit niet meemaken. Toch blijkt meer dan een kwart van hen klinisch verhoogde PTSS te hebben, waarvoor zij professionele psychosociale hulp zouden moeten krijgen. Volgens Huizinga is het van groot belang dat de
problemen van deze kinderen in een vroeg stadium gesignaleerd worden. Omdat de ouder behandeld wordt voor kanker, zijn deze kinderen vaak onzichtbaar voor hulpverleners in het ziekenhuis. Met de door Huizinga genoemde risicofactoren kunnen direct betrokkenen (familieleden, vrienden, buren, leerkrachten,
medewerkers van thuiszorgorganisaties of (huis)artsen) helpen bij het traceren van kinderen met problemen.

(Persbericht Rijksuniversiteit Groningen, november 2006)


Bron:  Leoniek van der Maarel.